Elisabeth van Waldeck
Elisabeth van Waldeck | ||
---|---|---|
?–1385 | ||
Geboren | ? | |
Overleden | vóór 22 juni 1385 | |
Vader | Hendrik IV van Waldeck | |
Moeder | Adelheid van Kleef | |
Dynastie | Huis Waldeck | |
Broers/zussen | Otto II, Dietrich, Hendrik | |
Partner | Johan van Nassau-Hadamar | |
Kinderen | Emico ‘der Ältere’, Emico ‘der Jüngere’, Helena, Johan, Hendrik, Emico III, Anna, Elisabeth, Elichin, Adelheid, Johan ?, Margaretha ? | |
Wapen van de graven van Waldeck |
Elisabeth van Waldeck († vóór 22 juni 1385[1][2][3][4][5]), Duits: Elisabeth Gräfin von Waldeck, was een gravin uit het Huis Waldeck en door huwelijk gravin van Nassau-Hadamar.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Elisabeth was de dochter van graaf Hendrik IV van Waldeck en Adelheid van Kleef,[1][2][3] dochter van graaf Diederik VI van Kleef en Margaretha van Gelre en Zutphen.[2] Elisabeth huwde vóór 1331[1][2][3][4][5][6] met graaf Johan van Nassau-Hadamar, de tweede zoon van graaf Emico I van Nassau-Hadamar en Anna van Neurenberg.[1][2][3][4]
Johan volgde in 1334 zijn vader op en liet sinds 1337 zijn broer Emico II aan de regering deelnemen. Johan zette allereerst de verwervingspolitiek van zijn vader voort. Vanaf ongeveer 1348 werd Johans regering echter vooral door verkopen, verpandingen en beleningen van zijn bezittingen bepaald, die hij uit geldnood ondernam. Oorzaak van zijn financiële moeilijkheden waren de talrijke vetes waaraan hij deelnam en die meestal alleen maar geld kostten. Ook zijn partijkeuze voor de latere keizer Karel IV tegen keizer Lodewijk IV ‘de Beier’ en daarna tegen Günther XXI van Schwarzburg was uiteindelijk in financieel opzicht niet lucratief.
Johan overleed tussen tussen 12 november 1364 (de datum van zijn testament) en 20 januari 1365 (de datum waarop zijn testament bekrachtigd werd door zijn zoon).[7] Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik. Hendrik liet, in ieder geval formeel, zijn jongere broer Emico III aan de regering deelnemen. Hendrik overleed vóór 1369, formeel werd hij opgevolgd door Emico III. Deze was echter zwakzinnig en ongeschikt voor de regering en werd door zijn familie opgesloten in Klooster Arnstein, terwijl zij met landgraaf Hendrik II van Hessen om zijn erfenis streden. Rupert van Nassau-Sonnenberg, gehuwd met Emico's zuster Anna, werd zijn voogd en nam de regering in Nassau-Hadamar over. Tegelijkertijd maakte echter ook Emico's achterneef Johan I van Nassau-Siegen, de senior van de Ottoonse Linie, erfaanspraken op Nassau-Hadamar. Uiterlijk in 1371 kwam het tot een openlijke breuk tussen Rupert en Johan. Tijdens de daaropvolgende veertien jaar bestreden beiden elkaar in jarenlange vetes, die slechts tweemaal (in 1374 en 1382) na door derden bemiddelde kortdurende overeenkomsten onderbroken werden. Een op 22 juni 1385 door bemiddeling van de Rijnlandse stedenbond tot stand gekomen overeenkomst, die de overeenkomsten van 1374 en 1382 in alle wezenlijke zaken bekrachtigde, hield een tijdlang stand. In die overeenkomst wordt Elisabeth als overleden vermeld.
Kinderen
[bewerken | brontekst bewerken]Uit het huwelijk van Elisabeth en Johan werden de volgende kinderen geboren:[1][3][4][5][6]
- Emico ‘der Ältere’ (1331 – 8 juni 1343).
- Emico ‘der Jüngere’ († 24 februari 1358), was kanunnik van de Dom van Mainz sinds 1357.
- Helena († 1344).
- Johan († 23 februari 1362), bezegelde met zijn vader op 10 mei 1361 de beschrijving van het weduwengoed van zijn moeder, zodat hij op die datum zonder twijfel meerderjarig was, overleed ongehuwd.
- Hendrik († vóór 1369), volgde zijn vader op.
- Emico III († na 21 juni 1394), volgde zijn broer op.
- Anna († 21 januari 1404), huwde eerst vóór 8 november 1362 met graaf Rupert ‘de Krijgshaftige’ van Nassau-Sonnenberg (ca. 1340 – 4 september 1390), en hertrouwde vóór 11 januari 1391 met graaf Diederik VIII van Katzenelnbogen († 17 februari 1402).
- Elisabeth († 18 december 1413), was abdis van het Sticht Essen sinds 26 maart 1370.
- Elichin († na 1405, vóór 1416), huwde vóór 12 november 1364 met graaf Frederik VII van Castell († Slot Großlangheim, 3 oktober 1376).
- Adelheid (1345 (?) – na 1 november 1390), huwde vóór 1370 met graaf Willem I van Castell († 1 mei 1399).
- ? Johan, was monnik te Erbach 1391.
- ? Margaretha († 26 november 1363), was non in het Sint-Claraklooster te Würzburg.
Voorouders
[bewerken | brontekst bewerken]Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- (en) Nassau op: An Online Gotha, by Paul Theroff.
- (en) Nassau op: Medieval Lands. A prosopography of medieval European noble and royal families, compiled by Charles Cawley.
- (en) Saxony, Nobility op: Medieval Lands. A prosopography of medieval European noble and royal families, compiled by Charles Cawley.
- (en) Waldeck op: An Online Gotha, by Paul Theroff.
- (de) Arnoldi, Johannes von (1799). Geschichte der Oranien-Nassauischen Länder und ihrer Regenten. Band 3. Neue Gelehrtenbuchhandlung, Hadamar, pp. 99-106.
- Dek, A.W.E. (1970). Genealogie van het Vorstenhuis Nassau. Europese Bibliotheek, Zaltbommel. Geraadpleegd op 14 maart 2021.
- (de) Gensicke, Hellmuth (1999). Landesgeschichte des Westerwaldes, 3. Auflage. Historische Kommission für Nassau, Wiesbaden. ISBN 3-922244-80-7.
- (de) Münch, Ernst (1832). Geschichte des Hauses Nassau-Oranien. Band 2. Jacob Anton Mayer, Aachen und Leipzig, 288-290.
- (de) Rudersdorf, Walter (1967). Im Schatten der Burg Ellar. Gemeinde Ellar/Westerwald, Waldemar Kramer, Frankfurt am Main.
- (de) Schwennicke, Detlev (1978). Europäische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte europäischen Staaten. Neue Folge. Band I. J.A. Stargardt, Marburg.
- (de) Stahl, Karl Josef (1974). Hadamar Stadt und Schloss. Eine Heimatgeschichte. Magistrat der Stadt Hadamar, Hadamar.
- Venne, J.M. van de, Stols, Alexander A.M. (1937). Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau. A.A.M. Stols Uitgevers-Maatschappij, Maastricht.
- Vorsterman van Oyen, A.A. (1882). Het Vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
- (de) Wagner, Jakob (1863). Die Regentenfamilie von Nassau-Hadamar. Geschichte des Fürstenthums Hadamar. Erster Band, Zweite Auflage. Verlag der Mechitharisten-Congregations-Buchhandlung, Wien, pp. 45-50.
Referenties